Duits-Nederlands consortium presenteert projectresultaten
In het kader van het Duits-Nederlandse INTERREG-project BEL AIR werden oplossingen voor schone en gezonde lucht op pluimveebedrijven getest en ontwikkeld om gezondheidsrisico’s als gevolg van de uitstoot van fijnstof en endotoxinen te voorkomen. Hiertoe hadden elf partners – bedrijven en organisaties uit het Duits-Nederlandse grensgebied – hun krachten gebundeld en werden zij door de leadpartner GIQS e.V. gedurende het vier jaar durende project begeleid.
Emissies uit stallen zijn een veelbesproken onderwerp. Endotoxinen, die vooral in pluimveestallen een bijzondere uitdaging vormen, zijn een specifiek probleem dat in sommige gevallen nog wordt onderschat. Verbetering van de emissieniveaus in en rond de stal kunnen leiden tot een afname van chronische longziekten onder bewoners en werknemers. Daarom hebben de projectpartners in BEL AIR vier jaar lang onderzoek gedaan naar verschillende methoden die kunnen leiden tot een vermindering van de uitstoot van fijnstof en endotoxinen. De focus lag hierbij vooral op het bestrijden van endotoxinen zo dicht mogelijk bij de bron.
Bronnen van endotoxinen
Tijdens het project bleek dat het opsporen van endotoxinen niet altijd eenvoudig is: optimale bemonstering, monstervoorbereiding en monsteranalyse zijn afhankelijk van vele factoren. Invloeden van verschillende parameters, zoals het ventilatiesysteem of het huisvestingssysteem in de stal, spelen een belangrijke rol en zijn van invloed op de endotoxineconcentratie en de bemonstering. Ook de laboratoriumanalyse aan het eind kan worden verstoord en onbetrouwbaar zijn door chemische invloeden. Ook de hygiëne in de stal is van invloed op de endotoxinebesmetting: endotoxinen kunnen ook van buitenaf de stal binnenkomen via besmet water en voer, de toevoerleidingen daarvan of de lucht. In het kader van BEL AIR is door de projectpartners veel ervaring opgedaan met betrekking tot het proces van meting, bemonstering, transport naar het laboratorium en de verwerking in het laboratorium.
Endotoxinen in de stal zijn vooral afkomstig van veren, huidschilfers, uitwerpselen en urine van de dieren. Belangrijk resultaat uit het project is, dat gebleken is, dat water, voer en strooisel meestal slechts een geringe invloed blijken te hebben op de endotoxine uitstoot. Het endotoxinegehalte stijgt sterk in de loop van de ronde – wanneer de dieren ouder en groter worden. Leeftijd, bewegingsgedrag, verenkleed en verblijfsduur hebben een zeer grote invloed op het vrijkomen van endotoxinen. Uit het project zijn duidelijke patronen naar voren gekomen.
Tot 70 procent vermindering van endotoxinen
Van de methoden en technologieën, die in het kader van het project werden onderzocht om de uitstoot van zwevende deeltjes en endotoxinen te verminderen, bleken sommige zeer effectief, terwijl andere geen effect lieten zien. Zo heeft het gebruik van een endotoxinebindend preparaat, dat aan diervoer wordt toegevoegd en in de darmen van de dieren werkt, niet geleid tot een aantoonbare vermindering van de endotoxine-uitstoot. Een vernevelingsspray, die bedoeld was voor het regelmatig schoonmaken van stallen en waarvan werd verondersteld dat het fijnstof aan grof stof zou binden, was evenmin in staat de endotoxinebelasting in de stal aantoonbaar te verminderen. Evenmin kon worden aangetoond dat een speciaal bereide bacteriofaagcocktail, die de dieren in de eerste levensdagen kregen toegediend om de groei van ziektekiemen in het lichaam van de dieren van meet af aan te onderdrukken, de endotoxinen vermindert. Ook is het effect van een gecombineerde luchtwasser onderzocht, waarbij een biologische en een chemische methode gecombineerd wordt, maar daar werd geen positief effect gezien.
Verschillende andere methoden lieten echter wel mogelijkheden en kansen zien, die zouden kunnen leiden tot een verbetering van het stalklimaat en de luchtkwaliteit. Zo waren er bemoedigende resultaten met de ionisatietechnologie. Met behulp van ionisatie-units werd de stallucht zodanig behandeld dat ultrafijn stof samenklontert en dan gemakkelijker kan worden verwijderd. Na afloop van het project zullen echter verdere metingen en verdere ontwikkeling nodig zijn, zodat het geproduceerde grof stof uiteindelijk op gecontroleerde wijze naar buiten kan worden afgevoerd.
De Vapur technologie leverde ook bevredigende resultaten op. Hierbij wordt de stallucht eerst met geluidsgolven en vervolgens met UV-licht behandeld. Dit leidt tot het samenklonteren van ultrafijn stof in de eerste stap en het doden van schadelijke bacteriën en virussen in de tweede stap. Op de endotoxineconcentratie lijken deze processen een positief effect te hebben, hetgeen ook in laboratoriumproeven is aangetoond. Maar ook hier is verder onderzoek nodig om de technologie te optimaliseren voor de behoeften in pluimveestallen.
Stalmanagement blijkt eveneens invloed op de endotoxine emissie te hebben. Veelbelovend blijkt het dagelijks afdraaien van mest via de mestbanden in plaats van om de vijf dagen. Hierbij werden in het project reductiewaarden gemeten van meer dan 50% voor fijnstof, meer dan 70% voor endotoxinen en meer dan 80% voor ammoniak. Een soortgelijk positief effect lijkt te worden bereikt door de droogtunnel, waar de uitwerpselen van de dieren regelmatig via mestbanden naar buiten worden gebracht en gedroogd.
Verdere projectsuccessen
Naast deze resultaten heeft het project talrijke inzichten opgeleverd in verschillende technieken en de weg geëffend voor ontwikkelingen, die zullen leiden tot verdere verbetering van de luchtkwaliteit in en rond pluimveestallen. Evenzo konden de partners in het kader van het project met de rFC-test een duurzamere en duidelijkere analysemethode voor endotoxinen valideren en vaststellen. In het BEL AIR-consortium werd ook een nieuw type fijnstofsensor ontwikkeld, waarmee de fijnstofconcentratie in pluimveestallen voor het eerst 24 uur per dag kan worden gemeten.
Verschillende sensoren die in verschillende proefstallen in het Duits-Nederlandse grensgebied waren geïnstalleerd, in een netwerk opgenomen en met het internet verbonden waren, droegen eveneens bij tot de opgedane kennis. De resultaten van de metingen en monsternemingen zijn gevisualiseerd in een in het kader van het project ontwikkeld BEL AIR-dashboard, waarin per proefstal direct via computer, tablet of smartphone kon worden afgelezen welk klimaat er heerste en de mate van luchtverontreiniging en hoe deze zich ontwikkelt.
Stemmen van de projectpartners
Aan het eind van de vier jaar van het project konden alle betrokken partners een positieve balans opmaken. Het gezamenlijke Duits-Nederlandse project heeft veel nieuwe bevindingen opgeleverd over hoe de endotoxine-uitstoot in pluimveestallen kan worden verminderd en welke maatregelen minder kansrijk zijn. Er is ook veel ervaring opgedaan met de gebruikte meet- en analysemethoden: Zo trekt Marcel Steegh van partner Whysor een positieve conclusie: “Wij nemen als bedrijf veel mee uit het BEL AIR-project. Bijvoorbeeld, hoe fijnstof te meten en sensoren te kalibreren, hoe endotoxines te analyseren. Maar ook zijn er nieuwe sensoren ontwikkeld, ontdekt en onderzocht, die ook in de praktijk goed toepasbaar bleken te zijn.” En ook Angela van der Sanden van de Nederlandse projectpartner DLV Advies maakt de balans positief op, ook al kon voor sommige van de onderzochte technologieën en producten geen effect op het endotoxinegehalte worden aangetoond. “Daarom is het belangrijk om een project uit te voeren, want het gaat om risicovolle investeringen. Anderzijds zijn nieuwe inzichten in correlaties en achtergronden naar voren gekomen, die waardevol zijn voor de gehele sector”.
Ook de (grensoverschrijdende) uitwisseling met de nieuwe internationale contacten was voor veel partners zeer vruchtbaar: “Door de intensieve, zeer verrijkende en vertrouwensvolle samenwerking met de partners was er een levendige uitwisseling en heeft ons personeel veel geleerd van andere afdelingen. Wij hebben veel geleerd in de omgang met de Nederlandse partners en zijn hen zeer gaan waarderen,” zegt Rauni Kuczius van het Mikrobiologische Labor Dr. Michael Lohmeyer. In tijden van Corona en vogelgriep was het echter niet altijd gemakkelijk voor de projectactiviteiten en ook de (grensoverschrijdende) samenwerking: regelmatige face-to-face vergaderingen moesten wegens Corona online plaatsvinden en ook de stalproeven waren soms slechts in beperkte mate of met een grotere organisatorische inspanning mogelijk wegens lockdown en beschermingsmaatregelen.
Het BEL AIR-project
Binnen het BEL AIR-project zijn sinds eind 2018 verschillende technologieën voor de reductie van endotoxine-emissies in en buiten pluimveestallen (verder) ontwikkeld en getest door Duitse en Nederlandse partners. Endotoxinen (lipopolysacchariden) worden gevormd tijdens de afbraak van gramnegatieve bacteriën en komen ook vrij in het maagdarmkanaal van dieren en worden uitgescheiden met de faeces. Zij hechten zich aan stofdeeltjes en kunnen medeverantwoordelijk zijn voor aandoeningen van de luchtwegen en beperkingen van de longfunctie bij mens en dier. Het project had tot doel endotoxinen en zwevende deeltjes verder terug te dringen, om zo bij te dragen aan een gezondere leefomgeving voor mens en dier in de stallen en voor de omwonenden. Voor meer informatie, zie www.belair-project.eu.
Het project BEL AIR werd in het kader van het INTERREG V A-programma Deutschland-Nederland mede gefinancierd door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerium für Wirtschaft, Innovation, Klimaschutz und Energie des Landes Nordrhein-Westfalen en de provincies Gelderland, Limburg en Noord-Brabant. Het werd begeleid door het programmamanagement bij de Euregio Rijn-Waal.
Met de leadpartner GIQS e.V. waren in totaal elf partners uit de Duits-Nederlandse grensregio bij het project betrokken: DLV Intensief Advies B.V., Jansen Poultry Equipment, Kewi Services B.V., Mikrobiologisches Labor Dr. Michael Lohmeyer GmbH, Rottmann Group GmbH, PTC Phage Technology Center GmbH, Stichting Aeres Groep, Wind plus Sonne, Whysor B.V. en ZLTO.
Share this article